Bron: Melkveebedrijf nr 6, juni 20122
Belangrijke factor bij de voeding van grasland is de zuurgraad (pH) van de bodem. Bij een lage pH is de bodem zuur, een hoge pH duidt op een minder zure grond (ook wel basisch genoemd).
De pH regelt de beschikbaarheid van nutriënten in de bodem. Veehouders kunnen met de pH dus het rantsoen van het grasland beïnvloeden. Hoe hoger de pH, des te meer voedingsstoffen zich kunnen binden aan het klei-humus-complex (CEC). Het CEC is vergelijkbaar met de accu van de bodem. Hoe meer de accu wordt opgeladen, des te hoger de bodemvruchtbaarheid. Een vruchtbare bodem produceert makkelijk veel gras.
Bij een te lage pH loopt de bodemvruchtbaarheid snel terug. Voedingsstoffen raken los van het klei-humus-complex en spoelen uit. Bovendien komen in zure grond ook giftige stoffen in oplossing, zoals aluminium.
Uit cijfers van BLGG AgroXpertus blijkt dat 30 procent van de graslanden een te lage pH heeft, lager dan pH 5.
Op deze percelen is de voedingstoestand voor het gras dus suboptimaal. Daarnaast is een lage pH nadelig voor de structuur van de bodem en werkt het negatief op de benutting van fosfaat.